Hoe Lang is een Chinees
Deze grap gaat al generaties lang mee. Je zegt “Hoe lang is een Chinees” en dat blijkt dan een constatering te zijn en geen vraag. De ander verzint een antwoord en jij herhaalt de opmerking. Net zolang totdat het wordt begrepen. Hilarisch voor een 6 jarige. En het is in meerdere opzichten een juiste constatering. Er zijn namelijk heel veel Hoe Langs in China.
In China wonen 1.3 miljard mensen. Dat ziet er zo uit; 1300000000. Die Chinezen hebben gezamenlijk niet meer dan 7.327 achternamen. Nederland heeft 16 miljoen inwoners. Dat ziet er zo uit 16000000. Nederland heeft 320.000 geregistreerde achternamen.
Ik ga er geen wiskunde op loslaten maar het lijkt me duidelijk dat er in Nederland meer verscheidenheid in familienamen is dan in China. Maar er zijn meer redenen waarom ik geen postbode in China zou willen zijn. De Chinezen doen namelijk iets vreemds met hun adressering. In plaats van de gebruikelijke volgorde op de envelop,-naam, straat, postcode en stad, land draaien de Chinezen de volgorde van de adressering om dus ; -land, provincie, stad, straat, naam. “Hoe Lang” staat dus helemaal onderaan de envelop.
En dat heeft een reden. De miljoenen “Hoe Lang” in China doen er namelijk niet toe. Als individu. Het land is wat telt, de massa. En dat wordt grafisch vormgegeven op een Chinese envelop. De vraag is of het erg is dat een “Hoe Lang” pas zichtbaar wordt wanneer hij met miljoenen is. Stoort Hoe zich er aan? En zo ja Hoe Lang al?
Wij weten hier niet beter dan dat wij er allemaal toe doen. Ieder individu heeft recht om zijn stem te laten horen en gehoord te worden. Één individu kan in Nederland iets uitrichten en ik vind dat persoonlijk een troostrijke gedachte. Maar de gemiddelde Chinees heeft geen recht van spreken. Als de Staat een snelweg op het dak van Hoe wil aanleggen dan kan de Staat dat zonder al te veel problemen doen. De familie Lang moet dan maar weg, vaak zonder compensatie. En als de Langs niet weg willen dan moeten ze maar leren omgaan met een snelweg op hun dak en mogen ze niet klagen over roet in hun eten. Een van de belangrijkste redenen voor de snelle groei van de economie ligt in dat fenomeen. De monddode radertjes die zonder verzet de machine draaiende houden. Wat de Staat wil, kan de Staat doen. En de open economie geeft welvaart terug. Geef het volk brood en spelen. Een volk kan niet spreken met volle mond namelijk.
Ik kan persoonlijk niet goed tegen groepen. Zo vind ik het erg fijn dat er wereldwijd maar 23 mensen zijn die Klazes heten. Kinderachtig, maar goed. Nog veel fijner vind ik het dat wanneer ik iets vind, ik dat niet alleen kan en mag uiten maar dat het zelfs mogelijk is om iets waar ik het niet mee eens ben tegen te houden of veranderen. Mensen die zeggen dat de democratie schijn is zouden eens met Hoe moeten gaan praten. Gesteld dat dat zou mogen.
Waar wil ik heen met dit verhaal? Welnu. Ik maak mij zorgen. Ik aanschouw op gepaste afstand de gevolgen van de groeiende economie in, onder andere, China. Ik zie dat onze patronen van overconsumptie en massaproductie ten koste van alles, daar worden herhaald. Van onze fouten wordt daar maar weinig opgestoken. Er wordt op hele grote schaal heel weinig geleerd. En Hoe hoor je niet. Hoe kan eindelijk een auto kopen dus die houdt zich gedeisd. En dat geldt ook voor de families Liu, Zhang en Wang. Dus glijden wij, onderhavig aan het gewicht van een sleurende massa van 1.3 miljard vleesetende, kolenstokende, viskwekende, autorijdende, middenklassende Chinezen, met een gestaag tempo de afgrond in.
Dat Hoe Lang een Chinees is dat weten we nu wel. Maar Hoe Lang we dit kunnen volhouden? Ik vrees dat er in die vraag geen grap verscholen ligt.